Ik verbind hem met touw, met mij,
met handen aan het bed. Verbonden
beginnen wonden pas echt. Met
zorg snoer ik de mond, verblind
de ogen. Toegekomen, klaar, begin ik
met ontbloten. De rand, de binnenkant.
Geheel ontdaan verzoekt hij, deze
om genezing. Maar ik lig hem zwaar,
ik ben op hem gebrand. Ik ben
de bovenhand, tot de tanden
verzoend, verklaar ik hem nader:
oorlog, mijn liefde. Bestaan.
Hoe zij recht staat; dat ik zie
hoe zij dit doet door zo te staan
zoals zij gewoon is: haar voeten
iets uit elkaar, haar armen
neerhangend, haar kin iets omhoog;
zo snel denkend, dat haar stem eerst
liever wacht of het de moeite loont
om het te zeggen. Juist zij is het
die afkomstig is uit zichzelf. Al
wie haar nadering heeft herkend,
al wie haar stem heeft doordroomd:
die zal zich nooit kunnen vergeten.
Hoe onmooi is haar schoonheid.
En hoe welluidend op haar handpalm
alles zal kunnen verstuiven tot het
nooit heeft willen bestaan.
hopelijk vondt je ze beetje mooi
heb het niet zelf geschreven hoor
mnaak wel soms zelf gedichten