Waarom kan het niet anders, Altijd maar over een ander praten, Met dingen die kant nog wal raken. En dan de dingen die niet waar zijn, Het is altijd een brok venijn. Het misgunnen van iets fijns, Dat is voor de anders vaak iets kleins. Maar is er dan gelukkig mee, Waar bemoei je-je dan eigelijk mee. Houd je mond tot er wat wordt gevraagd, Maar klets niet uit je nek, dat is zo vaag. En laat iedereen in zijn waarde, Er is genoeg verdriet hier op aarde. Vertel is wat leuks over een ander, Maar hang geen leugens op over elkander. Soms schaam ik mij over de dingen die ik zie, Maar dan hou ik mijn mond, wie niet. Hou eens wat meer voor je zelf. En vertel het niet aan een man of elf. Want het wordt steeds mooier gemaakt, Zo dat het kant nog wal raakt. En wie zit op die praatjes te wachten? Je kan een heleboel verzachten. Door is wat leuk over een ander te zeggen. En daar hoef je niks bij te leggen, Iedereen doet het op zijn eigen manier. Dus hou het dan een beetje netjes hier. Maar haal de kroon niet van iemands kop, Want zelf kom je vaak ook in die strop. En nogmaals haal een ander niet door het slijk. Want je hebt er niks aan en wordt niet rijk. En de roddel en achterklap, Die heeft iedereen wel gehad. En dan ook nog, ik heb niks gezegd, Maar ondertussen, het doet mooi de ronde, En dat is toch eeuwig zonde, Dus mondje dicht, en daarvoor is dit gedicht. |